Benieuwd naar het boek? Lees hier het eerste hoofdstuk van Uit beeld.

Mensen in nood

Vanuit het hoofdgebouw midden op het park lopen mijn moeder en ik naar een wit, non-descript blok met twee verdiepingen, zo’n driehonderd meter verderop.

‘Dit is het dan,’ zegt de verpleegkundige. Ik kijk ernaar en concludeer dat het noodgebouw in al haar bescheidenheid waarschijnlijk goed past bij haar bewoners. Alsof het wil zeggen: ‘het wordt beter, maar nu nog even niet.’ De meeste gordijnen zijn dicht en waar ze open zijn, is door de vitrage niets te zien. Alleen het bordje boven de ingang verraadt waar we naar binnen moeten.

Cover Uit BeeldIk weet niet wat ik verwacht had, maar ik vind het er niet uitzien als een psychiatrisch ziekenhuis. Op de vloer ligt oranje linoleum. Is linoleum het goedkoopst in de kleur oranje? Alle muren zijn standaard wit, met op de linkerwand een brandslang en daar tegenover vier smalle deuren naast elkaar, met achter elk van hen een toilet. Verder niks, leegte. We zijn de enigen hier.

We lopen naar de woonkamer, waar de inrichting al even functioneel is als de buitenkant van het pand. Ze hebben hun best gedaan, dat zie ik ook wel, met banken die opgebouwd zijn uit felgekleurde blokken. Het heeft een vrij hoog kleuterklasgehalte. Of nee, laat ik niet zuur doen, er is hier een poging gedaan de boel wat op de vrolijken.

‘Echt een huiskamer,’ zegt mijn moeder enthousiast tegen de verpleegkundige. Als ze zenuwachtig is, overdrijft ze de dingen graag.

Naast het kolossale zitgedeelte zijn de twee grote vierkante tafels het prominentst in de kamer aanwezig. Twee houten blokken in sfeervol beige die onmogelijk kapot te krijgen zijn en waar aan iedere zijde zeker drie mensen kunnen zitten. Hier moet het dus gaan gebeuren.

Wie zitten hier doordeweeks aan deze tafels? Hoe oud zouden ze zijn? Mijn leeftijd? Of misschien de twintig al gepasseerd? Hoeveel meiden – vrouwen – zijn er aan die tafels in huilen uitgebarsten? Hoeveel hebben er tegenaan geschopt uit frustratie, uit wanhoop? Hoeveel zijn ervan weggelopen? En hoeveel hebben er hun angsten overwonnen? Hoeveel hebben vrede gesloten met het eten? Hoeveel zijn hier beter geworden? De tafels geven hun geheimen vooralsnog niet prijs.

We lopen door. Achter in de woonkamer, aan de linkerkant, is de keuken.

‘Een keuken?’ vraag ik iets te verbaasd. Mensen met eetproblemen laten koken voor andere mensen met eetproblemen lijkt zelfs mij een heel slecht idee.

‘Hier worden het ontbijt en de lunch voorbereid,’ zegt de verpleegkundige, zichtbaar blij dat er eindelijk geluid uit mij komt. ‘In de koelkast vind je het beleg en in de kastjes boven het aanrecht brood en dergelijke.’

‘Maar wordt het brood hier dan gesmeerd?’ vraag ik.

‘Nee, smeren doe je zelf. Aan tafel.’

‘Kijk, dat is fijn, toch?!’ zegt mama tegen me.

Ik knik.

We lopen terug naar de centrale hal, door verschillende gangen met vooral veel deuren met bordjes ernaast.

Sociotherapeut.

Verpleegkundige.

Psycholoog.

Psychiater.

’We proberen het hier zo huiselijk mogelijk te maken,’ hoor ik de verpleegkundige zeggen terwijl ze ons voorgaat.

Creatief therapeut.

Diëtist.

Systeemtherapeut.

Somatisch arts.

We gaan een trap op, weer een andere gang door, waar onze gids een deur openmaakt. Dan staan we ineens in de slaapkamer van één van de cliënten.

‘Geen patiënten,’ benadrukt de verpleegkundige stellig, ‘cliënten’. Het zal me een worst wezen. Een bed, een boekenkast, een kledingkast. Het beige-thema van het zakelijke meubilair is hier goed doorgevoerd. Maar ik zie ook veel roze, enkele eigengemaakte kunstwerkjes, foto’s van modellen en actrices op het prikbord. En beterschapskaartjes, heel veel kaartjes. Langs de kozijnen hangen kerstlichtjes, die daar niet horen in mei.

‘Kijk Amber, dit meisje heeft het echt gezellig gemaakt hier,’ probeert mijn moeder.

Ik knik. Misschien wil ik ook wel kerstlichtjes.

‘Dit is een eenpersoonskamer,’ merkt de verpleegkundige op, ‘ik denk dat jij op een tweepersoons begint’.

Ik knik. Jammer.

We maken een ronde langs de badkamers en toiletten. De toiletten zijn klein en krap, met een wc, wastafel en spiegel. Er zijn er ontelbaar veel. De badkamers zijn niet veel groter, en hebben een douchecabine.

‘Beneden is nog een grotere badkamer,’ zegt de verpleegkundige, ‘met douche én bad.’

Waarom zou iemand hier zin hebben in een bad?

We lopen terug naar de woonkamer, waar onze gids doorgaat met haar verhaal.

‘Je bent hier vijf dagen in de week, van maandagochtend tot vrijdagmiddag. Dan ga je naar huis voor het weekend, maar ook daar hou je je natuurlijk aan de gemaakte afspraken.’

Ik knik.

‘We hebben hier in de kliniek een aantal regels, waarvan de belangrijkste de eettijden zijn. Ontbijt is om acht uur, lunch om half één en diner om zes uur. Wees op tijd, want eten is hier nogal een ding.’

Ik kijk haar onbewogen aan, ze merkt het niet op en gaat rustig verder.

‘Je schept zelf op volgens de eetlijst die we opbouwen. Je begint met de Wenlijst, gaat dan naar Basis en daarna naar BasisPlus. Of BasisPlus+, dat ligt er een beetje aan.’

Oeh, Plus-plus. Klinkt eng.

‘Eenmaal van tafel, na de evaluatie, blijf je nog een halfuur in de woonkamer zitten. Je gaat dan dus ook niet naar het toilet. Als je hier wat langer zit, mag dat weer wel. Op woensdagochtend word je gewogen. Kom je niet genoeg aan, dan krijg je een signaal. Bij drie signalen krijg je een time-out en ga je een week naar huis.’

‘Naar huis?!’ roep ik.

‘Ja, dan willen we dat je na gaat denken over het vervolg van je behandeling. Over waarom je hier bent en wat je wil bereiken. Na drie time-outs is het definitief klaar voor je hier.’

Hoeveel mensen zouden drie time-outs hebben gehad? Ik durf het niet te vragen.

Mijn vraag heeft ze ook niet nodig, want ze praat onverstoord door. Over een startgroep en een vervolggroep. Over tussendoortjes, die van het normale en het uitdagende soort, over gekookte eieren, bezoek, bewegen, corvee, evaluaties en begeleiding. Ik hoor het aan, maar luisteren lukt niet.

‘Boterhammen eten we gewoon met onze handen; we snijden het brood niet in kleine stukjes. Korstjes eten we ook gewoon. Yoghurt en vla eten we met een eetlepel, geen theelepeltjes. We doen een halfuur over de maaltijd, dan moet je bord leeg zijn. Geen kauwgom, geen light-dranken.’

Ik kijk haar met grote ogen aan.

8, half 1, 6.

Wenlijst, Basis, BasisPlus.

Eis, signaal, time-out. Naar huis.

8, half 1, 6.

De regels zijn er om me te helpen. De regels zijn er om me te helpen.

Reageren is niet (meer) mogelijk.